Mother Metropole: Adoptions of Rwandan Minors in Postcolonial Belgium (1970-1994)
DOI:
https://doi.org/10.18352/bmgn-lchr.10879Abstract
Despite Africa’s position as today’s primary ‘donor’ of adoptable children, the historiography on the development of adoption networks on the African continent is close to non-existent. Even fewer publications elaborate on the missionary and religious roots of transnational adoptions in Africa. This article investigates transnational adoption practices of Rwandan and, to a lesser extent, Burundian minors in postcolonial Belgium (1970-1994). Additionally, it explicates continuities and departures with regards to colonial child separation practices in the former Belgian mandate territory Ruanda-Urundi. By studying the heterogeneous content of individual adoption case files from the two main agencies that organised the transfers, we uncover the language and practices that rendered the children ‘adoptable’ and we address how the Belgian intermediaries legitimated the relocations, and, more specifically what this teaches us about the ways they envisioned ideals of childhood, family, solidarity and society. I furthermore argue that the mediators styled Belgium as a caring and colour-blind 'motherland', shifting its former patriarchal role of the ‘humanising’ coloniser to one in which the nation becomes a ‘mother’ of children from the previously colonised territories. As such, this research contributes to a better understanding of how postcolonial attitudes, practices and networks were shaped and maintained in Belgium during the second half of the twentieth century.Hoewel de meeste adoptiekinderen vandaag uit Afrika komen, staat de historiografie rond de ontwikkeling van adoptienetwerken op het Afrikaanse continent in de kinderschoenen. Nog minder publicaties gaan op zoek naar de religieuze en missionaire wortels van transnationale adoptie in Afrika. Dit artikel bestudeert transnationale adoptiepraktijken van Rwandese en, in mindere mate, Burundese minderjarigen in het postkoloniale België (1970-1994). In het bijzonder expliciteert dit artikel continuïteiten en veranderingen met koloniale praktijken van kinderverplaatsingen in het voormalige Belgische mandaatgebied Ruanda- Urundi. Door de heterogene inhoud van individuele adoptiedossiers van de twee voornaamste adoptiewerken die de verplaatsingen organiseerden te onderzoeken, komen we de taal en praktijken op het spoor die de kinderen ‘adoptabel’ maakten, kunnen we beschrijven hoe Belgische bemiddelaars de verplaatsingen legitimeerden en wat dit ons leert over de manieren waarop zij idealen over kindertijd, familie, solidariteit en maatschappij verbeeld hebben. Ik demonstreer verder dat deze bemiddelaars België presenteerden als een zorgzaam en kleurenblind ‘moederland’. Hierbij bogen zij de patriarchale rol van de ‘humaniserende’ kolonisator om en beschouwden zij de natie als een ‘moeder’ voor de kinderen van de voormalige kolonies. Zo draagt dit onderzoek bij tot een beter begrip van de manieren waarop postkoloniale attitudes, praktijken en netwerken in het België van de tweede helft van de twintigste eeuw gevormd en in stand gehouden werden.
Downloads
Published
Issue
Section
License
Copyright (c) 2021 BMGN - Low Countries Historical Review
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial 4.0 International License.
Authors who publish with this journal agree to the following terms:
a) Authors retain copyright and grant the journal right of first publication with the work simultaneously licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International (CC BY 4.0) that allows others to share the work with an acknowledgement of the work's authorship and initial publication in this journal.
b) Authors are able to enter into separate, additional contractual arrangements for the non-exclusive distribution of the journal's published version of the work (e.g., post it to an institutional repository or publish it in a book), with an acknowledgement of its initial publication in this journal.
c) Authors are permitted to post their work online (e.g., in institutional repositories or on their website) prior to and during the submission process.
Authors are explicitly encouraged to deposit their published article in their institutional repository.